Zomerochtendse natte nevelluchten
oranjerode lijsterbes herbergt ‘t eerste gefladder
niet eens alle kippen zijn van stok
laat staan de buren
grindgeknars verscheurt de glorende stilte van het krieken
onder cadansrijke schoenzolen
de Phallus Impudicus zweemt aasrijke kwalmen in ’t rond
zomergroen overvleugelt mijn muizenissen
met pais en vree