Pat Lowette > Orlando Figes – Europeanen

Orlando Figes – Europeanen

Bij het lezen van Orlando Figes is het duidelijk dat hij naast zijn kennis als historicus ook weet hoe een verhaal te vertellen. “Europeanen. Het ontstaan van een gemeenschappelijke cultuur” leest, net zoals eerdere werken, als een roman, terwijl hij onderbouwd is met massa’s wetenschappelijk studiewerk.
Het verhaal speelt zich af in – het midden van – de 19de eeuw en heeft drie centrale figuren: de Russische schrijver Ivan Toergenjev, de gevierde zangeres-pianolerares-componiste Pauline Viardot en haar echtgenoot Louis Viardot, kunstkenner-mecenas-publicist kortom homo universalis.
De Viardot’s woonden in Parijs, Baden, Londen,… en Toergenjev, Pauline’s levenslange aanbidder, volgde hen en reisde tussendoor heen en weer naar Rusland. Daarenboven reisden zij alle drie – door hun activiteiten – heen en weer in Europa en ontmoetten er ‘iedereen’ van betekenis. Het verhaal van deze drie mensen vormt de kapstok waaraan het grotere Europese verhaal wordt opgehangen.

Orlando Figes tekent telkens weer vanuit een of ander element in het verhaal rode draden naar soortgelijke, gelijktijdige en mekaar versterkende gebeurtenissen waardoor niet alleen de drie ‘spinnen’ in het web maar het ganse Europese web helder wordt. Een manier van geschiedenis brengen die mij als lezer geen belerend gevoel geeft terwijl ik toch heel wat verhelderende, zelfs verbluffende, inzichten mee kreeg. Hou je van vlot leesbare geschiedenis, van Europese cultuur? Dan is dit vast en zeker een aanrader.   

Wanneer Brussel – in de jaren 1840 – door de allereerste spoorwegen verbonden werd met Keulen en Parijs, werd dat Vlaamse plattelandsstadje een kosmopolitische stad waar op korte tijd twintigduizend inwijkelingen zich kwamen vestigen. Het verhaal van de eerste spoorwegen doorheen Europa vormt dan ook een van de rails waarop Figes’ boek rijdt.
Verplaatsingen verliepen steeds meer langs die sporen die op korte termijn met duizenden kilometers uitbreidden.  De “Grand Tour” van Europa was niet meer voorbehouden voor de rijkeren, maar de ganse middenklasse kon ‘tourist’ worden. Die toeristen werden daarin begeleid door reisgidsen die geen lijst van bezienswaardigheden meer beschreven maar uitgestippelde ‘tours’ of door ‘touroperators’ zoals Thomas Cook, die de eerste stappen zetten voor het all-in-tourisme.
Naast het culturele toerisme der klassieke bezienswaardigheden – Italië – ontstond het gezondheidstoerisme eerst rondom ‘spa’s’, vervolgens aan zee.
Her en der klinken zelfs al de eerste stemmen over toerisme-pollutie.

Muziek is een andere belangrijke pijler in het verhaal. Het is een lijst van klinkende namen: Berlioz, Rossini, Saint Saëns, Liszt, Gounod, Moessorgski, Smetana, Meyerbeer, Tsjajkovski,…
Het verhaal begint bij de Italiaanse opera en de vedetten die de noten tot leven brachten: zangers en muzikanten kregen meer bekendheid dan componisten. Muziek werd een commercieel product. De merchandising bakte zelfs Paganini-cakes.
Er was de massaproductie van de buffetpiano als huiselijk instrument en als pronkmeubel om de eigen ‘cultuur’ te etaleren naast de boekdrukkunst die zorgde voor de verspreiding van eenvoudig speelbare arrangementen. Er waren drukken en piraatdrukken, die zorgden voor het ontstaan en bevechten van auteursrecht.
De Strauss-familie was bij uitstek de uitvoerder van populaire lichte muziek en verspreidde de wals, die door het nabije lichaamscontact gezien werd als een seksueel getinte dans. Wals, polka’s en quadrilles werd uitgevoerd tijdens promenadeconcerten en in café-chantants, vaudeville en variététheaters.
Nieuwe druktechnieken lieten wat later toe notenbalken en tekstlijnen op één bladzijde te drukken en zo werden drukkers sponsors van de music-halls, want op die manier werden nieuwe wijsjes bekend en daarna verkocht. Uit de muziekfabriek Strauss kwam An der schönen blauen Donau, die na een eerste uitverkochte druk op 1.000.000 exemplaren opnieuw werd gedrukt.
Populaire muziek werd niet allen gespeeld in de Folies Bergère. De zwaardere opera werd overvleugeld door de lichtere operette en aan de meeste koningshuizen werden verjaardagen gevierd door – het bijwonen van een – opvoering van een operette waarin niet zelden op een speels humoristische manier gelachen werd het met hofleven en de spanning tussen rijke adel en arme burgers, naast thema’s als oorlog, liefde en seks,….

Die boekdrukkunst speelde ook een belangrijke rol in de verspreiding van literatuur, vertalingen, vertalingen van vertalingen, piraatdrukken van vertalingen,… waardoor dezelfde auteurs doorheen heel Europa in de boekenkasten verschenen: Dickens, Balzac, George Sand, Goethe, Flaubert, Tolstoi, Dostojevski, Lewis Caroll, Ibsen,… Reis rond de wereld in 80 dagen van Jules Verne werd bijvoorbeeld op korte tijd uitgebracht in liefst 57 talen.
Kranten publiceerden romans in feuilletonvorm als publiekstrekkers. Literaire tijdschriften zorgden voor kortere (voor-)publicaties, verhalen en poëzie. Spoorwegbibliotheken, stationsboekhandels en zelfs boekautomaten met pocketedities zorgden voor lectuur op de trein en in de wachtzaal. Kortverhalen waren hiervoor het formaat.
Van de andere kant zorgden de groeiende alfabetisering – ten gevolge van het onderwijs – en de opkomst van openbare bibliotheken voor een verdere verspreiding van de grote schrijvers.

Tijdens ‘great exhibitions’ en ‘wereldtentoonstellingen’ werden dezelfde kunstwerken en wonderen der techniek op verschillende plaatsen getoond aan het grote publiek. Nieuwe producten – ontworpen voor en ontstaan uit – nieuwe industriële productiemethodes, bereikten ook langs deze weg de massa.
De daguerreotype op glasplaat die vervangen werd door fotografie op papier maakte dan weer dat het narcisme kon groeien: iedereen wilde wel een portret; op doek lukte dat misschien niet, op papier kon dat nu wel. Diezelfde reproductietechniek – naast de lithografie en de drukkunst – zorgde er ook voor dat reproducties van schilderijen makkelijk konden verspreid worden. Uiteindelijk gingen schilders zoveel verdienen aan reproducties dat ze ‘originele’ schilderijen gingen maken met als doel deze te kunnen reproduceren. Gustav Doré’s gravures verschenen in grote aantallen in boeken verspreid over heel Europa. Idem voor werken van Monet, Manet,…

De begrafenissen van Tolstoi en Hugo waren uitbundige, grootse herdenkingsfeesten. In eenzelfde tijdsgeest ontstond tegen het einde van de eeuw de gewoonte om geboorte- of overlijdensverjaardagen van kunstenaars te vieren. Voorheen waren standbeelden voorbehouden voor machthebbers. Door ‘crowdfunding’ avant la lettre werden nu standbeelden opgericht voor kunstenaars. Het werk van oudere schrijvers als Dante, Shakespeare en Petrarca kwam zo terug in de belangstelling.
De kunstmarketing die hier achter zat – oude boeken heruitgeven kostte minder en hield minder risico’s in dan nieuw werk publiceren – zorgde voor een verdere eenmaking binnen Europa. Die culturele eenwordingsgeest werkte ook op het niveau van het groeiende natiebewustzijn: Hendrik Conscience’s werk is hier een typevoorbeeld van.

Het samenkomen van die verschillende tendensen – boekdrukkunst, heropleving van oude werken,… – zorgde ook voor de eerste vormen van Europese canons. Het kerkelijke woord ‘canon’ werd vanaf toen seculier gebruikt voor allerlei reeksen van – auteursrecht-vrije – herdrukken van wat bij verschillende uitgevers een naam kreeg als “De klassiekers”. Auguste Comte schreef zo een eerste lijst – canon – neer van 150 werken.
Ook concertzalen werden stilletjes aan musea. Berlioz en Liszt kloegen als levende componisten dat het moeilijk was om nieuw werk gespeeld te krijgen. Het winstmodel van operazalen, die een na een hun – vaak koninklijke – mecenassen kwijt speelden, maakte dat werd gekozen voor populaire, bekende en dus ‘oude’ muziek omdat die de grootste kaartenverkoop opleverde. De verstedelijking aan de ene kant en het groeiende toerisme aan de andere kant zorgde dat voor dit oude werk de zalen wel vol liepen.
De spoorwegen en stoomschepen zorgden op hun beurt dat niet meer enkel de gevierde zangers rondreisden, maar ganse operagezelschappen: zangers en muzikanten, decorstukken,… waardoor dezelfde populaire stukken overal konden worden gespeeld.   

Louis Viardot’s ‘geordende’ kunstboeken – die van grote invloed waren, zelfs op de manier waarop musea hun collecties tentoon stelden – werden een richtinggevende ‘canon’ voor de toeristische gidsen die zich door deze standaardwerken lieten inspireren welke kunstwerken zeker moesten gezien worden. Kleine reproducties van die kunstwerken verschenen ook in deze boeken.

De Frans-Pruisische oorlog op het einde van de 19de eeuw was een voorbode van het débacle van die Europese Cultuur tijdens de Eerste Wereldoorlog. Die Frans-Pruisische oorlog verjoeg de drie hoofdfiguren én hun tijdgenoten uit de Franse en Duitse kuuroorden aan beide zijden van de Rijn. Maar, waar Pauline en Louis Viardot ook salon hielden, het wemelde er van kunstenaars uit allerlei kunstrichtingen die mekaars werken bespraken, ideeën uitwisselden en mekaar bevruchtten met eenzelfde tijdsgeest. Haar ‘hovelingen’ kwamen uit alle windrichtingen van Spanje tot Noorwegen, van Engeland tot Rusland.

Orlando Figes wist zeer goed welke ‘protagonisten’ hij moest uitkiezen om dit Europese culturele verhaal te vertellen.

Zoek naar:

Recent

Labels

Archief

© Pat Lowette