twee lijven vind d’ochtendzon
onder enen donzen kaproen
schouder aan schouder eten
ze d’oren van mekaars hoofd
zoeken tussen neus en lippen
ochtendgroet en morgenzoen
liederlijk liefderijk ‘n mondvol
en slaan elkander op de borst
bijdehand zelfs bij de pinken
want als je een vinger geeft
neemt men de gehele hand
twee zelfs op eenzelfde buik
beiden met hun gat in de boter
hebben zij niets op de heupen
dan een katoenzacht dekbed
waaronder ze beentjes lichten
niemand over de knie gelegd
niets voor de schenen geen
enkels gestoten eens halen
twintig tenen een wit voetje
van hoofd tot voeten glijdt
dageraad de slaapkamer in
zonnestraalse beloften van
weerom een liefdevolle dag