Vissen happen naar luchtbellerig regengedruppel
vlier pronkt met frisgewassen bloesems
hanerig kukeleku kaatst over de gruppel
enkel in mijzelf nog miezerige droesems.
Merels slaan avondliederlijk bladbeschut
mannetjesgedrag of een wijfje nubiel
dichterlijke weemoed mezelf onbeschut
overwelmen gevoelens d’onbehouwen ziel.
Waterig schijnt ’t zonnetje achter mijn rug
op ’t scherm van mijn geschrijf
fletsflauwe juniavond.
Druppelsgewijs valt de zwoelte uit de lucht
verfrissende koelte voor mijn lijf
inspirerend’ avondstond.