Op de boekvoorstelling van ‘Toekomst heet de weg’ overhandigde ik als ‘uitgever’ het eerste boek niet – zoals gebruikelijk – aan de ‘schrijver’,… want dan moest ik dat boek aan mijzelf geven. Ik gaf het dus aan mijn vader. En dat met volgende woorden:
Dank je wel Louis Lowette. Dank je wel papa. Gij hebt – als kleermaker – uw kinderen letterlijk gekleed. Gij hebt ons zo ook geleerd dat denken volgens maatschappelijk vastgeroeste patronen nergens op slaat: knopen aan naaien, kousen stoppen of een broek strijken is thuis altijd mannenwerk geweest.
Gij hebt met het werk van uw handen ons gevoed en onze studies mogelijk gemaakt. En ge hebt onze geest gevoed.
Er lag thuis altijd een krant. Om zeven uur moesten we muisstil zijn want het wereldnieuws kwam ons huis binnen via de radio. Op zondagmiddag werd het gebraad versneden terwijl we met zijn allen op de preek van de week kauwden. En als ge geen naald en vingerhoed vast had, dan waart ge aan het lezen.
Er was het wekelijkse bibliotheekbezoek. De jaarlijkse ‘Sinterklaas’-bestelling uit de boekenselectie van het Davidsfonds. En er was de Heideland-boekenserie met de vertaalde Nobelprijswinnaars waarop ge destijds een abonnement had.
Als ik u nooit had zien lezen… stond ik hier vandaag wellicht niet. Daarom, en ook omdat wij mensenkinderen veel te weinig hardop “dank u wel” zeggen… geef ik heel graag dit eerste exemplaar van het boek aan u.